zaterdag 26 januari 2019


Clemenskerk Nes, Ameland


OVERWEGING LUCAS 1, 1-4;  4, 14-21


LUCAS 1, 1-4

Velen hebben zich er al toe gezet het verhaal te doen van wat zich bij ons heeft voltrokken 2 aan de hand van de overlevering van de oorspronkelijke ooggetuigen die dienaar van het woord zijn geworden. 3 Nu heb ook ik besloten alles van voren af aan nauwkeurig na te gaan en voor u, geachte Teofilus, ordelijk op schrift te stellen, 4 zodat u zich kunt overtuigen van de betrouwbaarheid van de berichten die u hebt ontvangen.

LUCAS 4, 14-21

TERUG NAAR GALILEA

14Jezus keerde terug naar Galilea in de kracht van de Geest. Zijn faam verbreidde zich over heel die streek.15 Hij gaf onderricht in hun synagogen en werd door iedereen geëerd.

IN DE SYNAGOGE VAN NAZARET

16 Zo kwam Hij in Nazaret, waar Hij was opgegroeid, en volgens zijn gewoonte ging Hij op sabbat naar de synagoge. Hij stond op om voor te lezen, 17 en kreeg een boekrol van de profeet Jesaja aangereikt. Hij opende de rol en vond de plaats waar geschreven staat: 18 De Geest van de Heer rust op mij; daartoe heeft Hij mij gezalfd. Om aan armen de goede boodschap te brengen heeft Hij mij gezonden, om aan gevangenen hun vrijlating aan te kondigen en aan blinden het licht in hun ogen, om verdrukten in vrijheid te laten gaan, 19 en een jaar af te kondigen dat de Heer welgevallig is. 20 Daarna rolde Hij het boek dicht, gaf het terug aan de dienaar en ging zitten. De ogen van allen in de synagoge waren op Hem gericht. 21Toen begon Hij hen toe te spreken: ‘Vandaag is het schriftwoord dat u gehoord hebt in vervulling gegaan.’


Suggesties voor schriftlezingen

1 Jes. 61, 1-3: De geest van de Heer rust op mij.
2 Hand. 13, 44-52: Vervuld van vreugde en heilige Geest
3 Luc. 1, 1-4; 4, 14-21: Getrokken in Gods gunst

INLEIDENDE NOTITIES

Wat ik in de tekst gelezen heb.

Wat me vooral opvalt is dat Jezus, na het openen van de boekrol, zegt dat het Schriftwoord dat hij heeft voorgelezen, heden in vervulling is gegaan. Hij zegt dus niet: “Ik ben gekomen om de woorden uit de Schrift te vervullen”. Dit duidt erop dat de Schrift aan hem voltrokken wordt, in de kracht van de Geest die bij zijn doop in de Jordaan over hem is neergedaald. Hiermee plaatst Jezus zichzelf dus niet in het centrum, buigt hij niet terug op zichzelf, maar stelt hij zich volkomen open voor de Geest die hem bezielt. De toehoorders in de synagoge wachten gespannen op Jezus’ uitleg van de Schrift, maar beseffen niet dat Jezus zélf, in eigen persoon, de uitleg van de Schrift is, de openbaring van Gods woord in de werkelijkheid van het hier en nu, de vervulling van een eeuwenoude belofte die beantwoordt aan een diep zielsverlangen van de mens naar bevrijding in de gebrokenheid van zijn bestaan.

Wat de tekst bij me oproept.

Deze evangelietekst doet me sterk denken aan de blijde boodschap die de engel Gabriël brengt aan Maria, dat zij zwanger zal worden en een zoon zal baren, Jezus, Zoon van God. De Heilige Geest zal op haar komen, en de kracht van de Allerhoogste zal haar overdekken. In veel afbeeldingen van de Annunciatie zie je, dat Maria voor een lezenaar zit met daarop een opengeslagen Bijbelboek, als de engel Gabriël bij haar binnentreedt. Heeft datgene wat zij leest betrekking op datgene wat ook daadwerkelijk aan haar gebeurt? Dit brengt mij bij de vraag wat er met mij gebeurt als ik bij de Lectio Divina naga wat de woorden uit de Schrift voor mij persoonlijk betekenen. Geef ikzelf invulling aan het Woord van God, in die zin dat ik erop gericht ben om Gods wil te doen, of laat ik het Schriftwoord aan mij voltrekken? Betrek ik de tekst op mijzelf, in die zin dat ik denk dat de tekst voor mij bedoeld is, of laat ik toe dat ik zelf, met heel mijn ziel en zaligheid, op God betrokken wordt? Ik vind dit een heel spannende kwestie voor mezelf, die ook een beroep doet op mijn onderscheidingsvermogen …

OVERWEGING
LUCAS 1, 1-4; 4, 14-21: GETROKKEN IN GODS GUNST

“Vandaag is het schriftwoord dat u gehoord hebt in vervulling gegaan”, zo spreekt Jezus de aanwezigen in de synagoge te Nazaret toe, nadat hij het boek dichtrolde met daarin de woorden uit Jesaja 61 die gaan over de zending van de profeet. Deze woorden komen nogal onpersoonlijk en raadselachtig op mij over, tot ik me realiseer dat Jezus deze formulering wellicht bewust gekozen heeft. Hij zegt niet “Ik ben gekomen om de woorden uit de Schrift te vervullen”. Hiermee zou hij zichzelf in het centrum plaatsen, terugbuigen op zichzelf. Eerder is het zo dat de Schrift aan hem voltrokken wordt. Hij is niet vol van zichzelf, maar is vervuld van de kracht van de heilige Geest die bij zijn doop in de Jordaan over hem is neergedaald. Dat blijkt wel uit het feit dat hij de beproeving in de woestijn heeft doorstaan, dat hij niet toegegeven heeft aan de verleidingen van de duivel. De toehoorders in de synagoge wachten gespannen op Jezus’ uitleg van de Schrift, maar beseffen niet dat Jezus zélf, in eigen persoon, de uitleg van de Schrift is, de openbaring van Gods woord in de werkelijkheid van het hier en nu, de vervulling van een eeuwenoude belofte die beantwoordt aan een diep zielsverlangen van de mens naar bevrijding in de gebrokenheid van zijn bestaan. Deze evangelietekst doet me sterk denken aan de blijde boodschap die de engel Gabriël brengt aan Maria, dat zij zwanger zal worden en een zoon zal baren, Jezus, Zoon van God. In veel afbeeldingen van de Annunciatie zie je, dat Maria voor een lezenaar zit met daarop een opengeslagen Bijbelboek, als de engel Gabriël bij haar binnentreedt. Heeft dat wat zij leest betrekking op datgene wat ook daadwerkelijk van Godswege aan haar gebeurt? Dit brengt mij bij de vraag wat er met mij gebeurt als ik bij de Lectio Divina naga wat de woorden uit de Schrift voor mij persoonlijk betekenen. Geef ikzelf invulling aan het Woord van God, of laat ik het Schriftwoord aan mij voltrekken? Pas in de contemplatie ben ik, me in mijn gebed verlangend uitstrekkend naar God, zó leeg van mezelf, dat ik ontvankelijk ben voor God, die in mij wil wonen. Ik moest eerst sterven aan mezelf, verlost worden van het beeld van mezelf, dat ik geconstrueerd had door astrologisch georiënteerd zelfonderzoek. Daags na het overlijden van mijn moeder op Pinksterzaterdag 1996 had ik tijdens het bidden van het derde Glorievolle Geheim van de Rozenkrans, het neerdalen van de Heilige Geest over de apostelen, een zeer sterke ervaring, waarbij ik vervuld werd van een mateloze vreugde om de aanwezigheid van God in mijn bestaan. Het voelde alsof ik uit mijn centrum getrokken werd, dat ik getrokken werd in Gods gunst, in de ruimte van Zijn oneindige liefde. Of was er eerder sprake van een waan dat God tot mij sprak? Dit moest ik wel onderzoeken in gesprekken met hulpverleners, vanwege de psychische crisis die ik in het voorgaande jaar had doorgemaakt. Gaandeweg ben ik meer gaan vertrouwen op de draagkracht die mij van Godswege geschonken is. Niettemin doen dergelijke ervaringen een blijvend beroep op mijn onderscheidingsvermogen: ben ik vol van mijn eigen onbewuste projecties, of van God?

GEBED:

Dat wij net zoals Maria ontvankelijk mogen worden voor Gods verlangen om in onze ziel geboren te worden.

OVERWEGING; AANPASSING VOOR PROVINCIELITURGIE
LUCAS 1, 1-4; 4, 14-21: GETROKKEN IN GODS GUNST

“Vandaag is het schriftwoord dat u gehoord hebt in vervulling gegaan”, zo spreekt Jezus de aanwezigen in de synagoge te Nazaret toe, nadat hij het boek dichtrolde met daarin de woorden uit Jesaja 61 die gaan over de zending van de profeet. Deze woorden komen nogal onpersoonlijk en raadselachtig op mij over, tot ik me realiseer dat Jezus deze formulering wellicht bewust gekozen heeft. Hij zegt niet “Ik ben gekomen om de woorden uit de Schrift te vervullen”. Hiermee zou hij zichzelf in het centrum plaatsen, terugbuigen op zichzelf. Eerder is het zo dat de Schrift aan hem voltrokken wordt. Hij is niet vol van zichzelf, maar is vervuld van de kracht van de heilige Geest die bij zijn doop in de Jordaan over hem is neergedaald. Dat blijkt wel uit het feit dat hij de beproeving in de woestijn heeft doorstaan, dat hij niet toegegeven heeft aan de verleidingen van de duivel. De toehoorders in de synagoge wachten gespannen op Jezus’ uitleg van de Schrift, maar beseffen niet dat Jezus zélf, in eigen persoon, de uitleg van de Schrift is, de openbaring van Gods woord in de werkelijkheid van het hier en nu, de vervulling van een eeuwenoude belofte die beantwoordt aan een diep zielsverlangen van de mens naar bevrijding in de gebrokenheid van zijn bestaan. Deze evangelietekst doet me sterk denken aan de blijde boodschap die de engel Gabriël brengt aan Maria, dat zij zwanger zal worden en een zoon zal baren, Jezus, Zoon van God. In veel afbeeldingen van de Annunciatie zie je, dat Maria voor een lezenaar zit met daarop een opengeslagen Bijbelboek, als de engel Gabriël bij haar binnentreedt. Heeft dat wat zij leest betrekking op datgene wat ook daadwerkelijk van Godswege aan haar gebeurt? Dit brengt mij bij de vraag wat er met mij gebeurt als ik bij de Lectio Divina naga wat de woorden uit de Schrift voor mij persoonlijk betekenen. Geef ikzelf invulling aan het Woord van God, of laat ik het Schriftwoord aan mij voltrekken? Pas in de contemplatie kan het gebeuren dat ik, me in mijn gebed verlangend uitstrekkend naar God, zó leeg van mezelf word, dat ik ontvankelijk ben voor God, die in mij wil wonen. We moeten eerst sterven aan onszelf, verlost worden van het zelfbeeld dat wij zelf geconstrueerd hebben. Dan kan het soms gebeuren dat wij uit ons centrum getrokken worden, dat wij in Gods gunst getrokken worden, in de ruimte van Zijn oneindige liefde. Maar ook dan moeten wij erop bedacht zijn dat er ook sprake kan zijn van betrekkingswaan. Hierbij plaatsen wij onszelf in het centrum en denken wij dat God persoonlijk tot ons spreekt, ons zelfs uitverkoren heeft om zijn wil te volbrengen. Met andere woorden: dergelijke religieuze ervaringen doen een blijvend beroep op ons onderscheidingsvermogen: zijn we vol van onze eigen onbewuste projecties, of van God?