vrijdag 6 april 2018


 ZIEN MET HET HART, VOELEN VAN NABIJHEID


Johannes 20, 19 – 31

VERSCHIJNING AAN DE LEERLINGEN

19 Op de avond van die eerste dag van de week waren de leerlingen bij elkaar. Hoewel de deur op slot was uit vrees voor de Joden, kwam Jezus. Ineens stond Hij in hun midden en zei: ‘Vrede!’ 20 Na deze groet toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde. Vreugde vervulde de leerlingen toen ze de Heer zagen. 21 ‘Vrede’, zei Jezus nogmaals. ‘Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik jullie.’ 22 Na deze woorden ademde Hij over hen. ‘Ontvang de heilige Geest’, zei Hij. 23 ‘Als jullie iemand zijn zonden vergeven, dan zijn ze ook vergeven; als jullie ze niet vergeven, dan blijven ze behouden.’

JEZUS EN TOMAS

24 Tomas, een van de twaalf, ook Didymus genaamd, was er niet bij toen Jezus kwam. 25 De andere leerlingen vertelden hem: ‘We hebben de Heer gezien.’ Maar hij zei: ‘Ik wil zijn handen zien, met de gaten van de spijkers erin; ik wil ze met mijn vingers voelen. Ik wil met mijn hand de opening in zijn zijde voelen. Anders geloof ik niet.’ 26 Acht dagen later waren de leerlingen weer bijeen, en nu was Tomas erbij. Hoewel de deur op slot was, kwam Jezus. Ineens stond Hij in hun midden en zei: ‘Vrede!’ 27 Vervolgens richtte Hij zich tot Tomas: ‘Kijk maar, hier zijn mijn handen; kom nu maar met je vinger. En kom met je hand om de opening in mijn zijde te voelen. Wees niet langer ongelovig, maar gelovig.’ 28 Hierop zei Tomas: ‘Mijn Heer! Mijn God!’ 29 Jezus zei: ‘Omdat je Me gezien hebt geloof je? Gelukkig zij die zonder gezien te hebben toch tot geloof komen.’

BEDOELING VAN DIT BOEK

30 Nog veel andere tekenen heeft Jezus voor de ogen van zijn leerlingen verricht, die niet in dit boek zijn neergeschreven. 31 Die welke u hier vindt, zijn neergeschreven opdat u zult geloven dat Jezus de Messias is, de Zoon van God, en opdat u door te geloven leven zult bezitten in zijn naam

Suggesties voor schriftlezingen

ZIEN MET HET HART, VOELEN VAN NABIJHEID.

1.    Zach 2, 14 - 15:      Ik zal in uw midden wonen

2.    1 Joh 3, 21 - 24:      Van harte geloven in Zijn Naam

3.    Joh 20, 19 – 31:      Zien met het hart, voelen van nabijheid.


INLEIDENDE NOTITIES

Wat ik in de tekst gelezen heb.
Wat me in dit evangelie opvalt is dat Jezus zowel op de avond van de eerste dag, als acht dagen later, ineens in het midden van de kring van leerlingen verschijnt. In de eerste situatie ‘zien’ de leerlingen Jezus in hun midden. Wat is dit zien, eigenlijk? Zou het een contemplatief schouwen kunnen zijn, waardoor zij zicht bewust worden van Zijn opstanding? Tomas, daarentegen, wil Jezus 8 dagen later, ook zien, maar dan concreet, lijfelijk. Hij wil hem bovendien aanraken; pas als hij met zijn handen de opening in zijn zijde kan voelen, kan hij geloven. Is dit zien, aanraken, en dan pas geloven, meer een objectiverend, lijfelijk zien? En zien de leerlingen in de eerste situatie meer met de ogen van de ziel, van het hart? Mooi is dat Jezus bereid is om zich door Tomas te laten aanraken, maar er in vers 13 wel bij zegt, dat zij, die zonder gezien te hebben, toch tot geloof komen, gelukkig zijn. Verwijst hij hier naar de geliefde leerling, die in Joh. 20, vers 8, in de leegte van het graf van Jezus ging staan, en die, zonder hem te zien, toch tot geloof kwam?


Wat de tekst bij me oproept.
Dit evangelie doet me herinneren aan het sterven van mijn moeder op Pinksterzaterdag, 21 jaar geleden, waarbij het leek, alsof ik in de dagen daarvoor, vanaf de dag vóór Hemelvaart, met haar de weg ben gegaan tot vlak voor de hemelpoort. Toen ik ’s avonds, in haar lege huis aangekomen, door intens verdriet overweldigd werd, voelde ik plotseling een zeer krachtige, bemoedigende, en troostende aanwezigheid van haar binnen in mij. Hierdoor kwam ik tot het onmiddellijke besef dat zij weliswaar lijfelijk gestorven was, maar nu diep in het binnenste van mijn ziel was gaan zitten. De dag daarop voelde ik me zó sterk geraakt door Gods Geestkracht, dat ik het een pinksterervaring zou willen noemen.

OVERWEGING JOHANNES 20, 19-31: ZIEN MET HET HART, VOELEN VAN NABIJHEID.

In dit evangelie verschijnt Jezus zowel op de avond van de eerste dag, als acht dagen later, ineens in het midden van de kring van leerlingen. In de eerste situatie ‘zien’ de leerlingen Jezus in hun midden. Wat is dit zien, eigenlijk? Zou het een contemplatief schouwen kunnen zijn, waardoor zij zich bewust zijn van Zijn opstanding? Tomas, daarentegen, wil Jezus 8 dagen later, ook zien, maar dan concreet, lijfelijk. Hij wil hem bovendien aanraken; pas als hij met zijn handen de opening in zijn zijde kan voelen, kan hij geloven. Dit zien, aanraken, en dan pas geloven, lijkt meer een objectiverend, lijfelijk zien te zijn. Ik vermoed dat de leerlingen in de eerste situatie meer zien met de ogen van de ziel, van het hart. Mooi is dat Jezus bereid is om zich door Tomas te laten aanraken, maar er in vers 13 wel bij zegt, dat zij, die zonder gezien te hebben, toch tot geloof komen, gelukkig zijn. Verwijst hij hier naar de geliefde leerling, die in Joh. 20, vers 8, in de leegte van het graf van Jezus ging staan, en die, zonder hem te zien, toch tot geloof kwam? De karmelmystica Maria Magdalena de Pazzi zou hem wellicht een ‘soul bride’ noemen, die op directe wijze met Jezus verenigd wordt in zijn sterven en verrijzen. Je zou de opstanding immers kunnen zien als een doorbraak in de Godheid, een naar binnen geboren worden, in het Lege Midden, in het diepst van de ziel, waar nieuw leven wordt verwekt door vereniging van bruid en Bruidegom. Bij Tomas, en wellicht ook de andere leerlingen die niet in het lege midden van het graf hebben gestaan en zo tot geloof kwamen, is er geen vereniging op het niveau van de ziel, maar meer op het niveau van de Kerk, als gemeenschap rondom Jezus. Volgens Maria Magdalena de Pazzi ontvangt de ‘church bride’ de genade van God door het uitstromen van water en bloed uit de zijde van Christus. Bij Tomas, ook wel ‘Didymus’ of ‘Tweeling’ genaamd, wordt de dualiteit in de Godsverhouding niet opgeheven, terwijl er bij de geliefde leerling eenwording plaatsvindt van de ziel met God, een ontmoeting van gelaat tot Gelaat.
Dit evangelie doet me herinneren aan het sterven van mijn moeder op Pinksterzaterdag, 21 jaar geleden, waarbij het leek, alsof ik in de dagen daarvoor, vanaf de dag vóór Hemelvaart, met haar de weg ben gegaan tot vlak voor de hemelpoort. Toen ik ’s avonds, in haar lege huis aangekomen, door intens verdriet overweldigd werd, voelde ik plotseling een zeer krachtige, bemoedigende, en troostende aanwezigheid van haar binnen in mij. Hierdoor kwam ik tot het onmiddellijke besef dat zij weliswaar lijfelijk gestorven was, maar nu diep in het binnenste van mijn ziel was gaan zitten. Tussen haar overlijden en begrafenis voelde ik mij zo sterk geraakt door Gods geestkracht dat ik het een Pinksterervaring zou willen noemen. Het leek wel of ik iets proefde van het eeuwige leven dat ons wacht wanneer we sterven. De dood van mijn moeder voelde voor mij als een opnieuw geboren worden, op de weg die Jezus Christus met ons gaat naar de Vader in de hemel.

GEBED:
Jij die in ons midden bent en blijft, ook als jij van ons bent heengegaan, dat wij jou mogen ontmoeten in het diepst van onze ziel.