JOHANNES 11, 1 - 45
[1] Er was iemand ziek, een zekere Lazarus uit
Betanië*,
het dorp van Maria en haar zuster, Marta. [2] Maria
is de vrouw die de Heer met balsem zalfde en zijn voeten met haar haren
afdroogde; de zieke Lazarus was haar broer. [3]De zusters
stuurden Jezus de boodschap: ‘Heer, hier is iemand ziek, iemand van wie U
houdt.’ [4] Toen
Jezus dit hoorde, zei Hij: ‘Deze* ziekte loopt niet uit op de dood, maar op de
verheerlijking van God, want de Zoon van God moet erdoor verheerlijkt
worden.’ [5] Jezus
hield veel van Marta, van haar zuster en van Lazarus.
[6] Jezus hoorde* dus
van zijn ziekte; toch bleef Hij nog twee dagen waar Hij was. [7] Daarna
pas zei Hij tegen zijn leerlingen: ‘Kom, we gaan weer naar Judea.’ [8] ‘Maar
rabbi,’ zeiden de leerlingen, ‘onlangs nog probeerden de Joden U te stenigen,
wilt U er nu alweer heen?’ [9] Jezus antwoordde: ‘Een dag duurt toch twaalf
uren? Zolang* het
dag is kan men zijn weg gaan zonder te struikelen, omdat men het licht van deze
wereld ziet. [10] Maar als men ’s nachts zijn weg gaat zal
men struikelen, omdat men dan het licht moet missen.’
[11] Na deze woorden deelde Hij hun mee: ‘Onze
vriend Lazarus is ingeslapen, maar Ik ga erheen om hem wakker te maken.’ [12] De
leerlingen merkten op: ‘Als hij slaapt, Heer, dan komt hij er weer bovenop*.’ [13] Jezus
had echter over zijn dood gesproken, terwijl zij dachten dat Hij de gewone
slaap bedoelde. [14] Daarom zei Jezus ronduit: ‘Lazarus is
gestorven. [15] Toch ben Ik blij voor jullie, met het oog op
jullie geloof, dat Ik niet ter plaatse was. Maar kom, laten we er nu heen
gaan.’ [16] Toen
zei Tomas*, ook
Didymus genaamd, tegen zijn medeleerlingen: ‘Laten wij ook maar gaan, dan
kunnen we samen met Hem sterven.’
Jezus en Marta
[17] Bij de aankomst van Jezus bleek Lazarus al
vier dagen in het graf te liggen. [18] Nu
lag Betanië dichtbij Jeruzalem, op een afstand van ongeveer vijftien
stadiën. [19] Heel
wat Joden waren dan ook naar Marta en Maria toe gekomen om hun medeleven te
betuigen met het verlies van hun broer. [20] Marta,
die gehoord had dat Jezus op komst was, was Hem tegemoet gegaan; Maria was
thuisgebleven. [21] Marta zei tegen Jezus: ‘Heer, als U hier geweest
was, zou mijn broer nooit gestorven zijn. [22] Maar
ik weet zeker dat U ook nu nog alles aan God kunt vragen en dat Hij het U zal
geven.’ [23] ‘Je
broer zal opstaan’, verzekerde Jezus haar. [24] ‘Dat* weet
ik,’ zei Marta, ‘hij zal opstaan bij de opstanding op de laatste dag.’ [25] ‘Ik
ben de opstanding en het leven’, zei Jezus. ‘Wie in Mij gelooft mag dan wel
sterven, toch zal hij leven; [26] en iedereen die leeft en in Mij gelooft, zal
in eeuwigheid niet sterven. Geloof je dat?’ [27] ‘Ja
Heer,’ antwoordde Marta, ‘ik geloof vast dat U de Messias bent, de Zoon van
God, degene* die in
de wereld komen zou.’
Jezus en Maria
[28] Na deze woorden ging ze haar zuster Maria
roepen. ‘De meester is er’, fluisterde ze haar toe. ‘Hij laat je
roepen.’ [29] Zodra
ze het hoorde, ging ze op weg, naar Hem toe. [30] Jezus
was namelijk nog niet in het dorp, maar bevond zich nog op de plaats waar Marta
Hem ontmoet had. [31] De Joden die bij Maria in huis waren om hun
medeleven te betuigen, zagen haar het huis uit snellen en gingen haar achterna,
in de veronderstelling dat ze bij het graf wilde gaan treuren.
[32] Toen Maria de plaats bereikt had waar Jezus
zich bevond, wierp ze zich, zodra ze Hem zag, voor Hem neer en zei: ‘Heer, als
U hier geweest was, zou mijn broer nooit gestorven zijn.’ [33] Toen
Jezus zag hoe ze weeklaagde en hoe ook de Joden die haar vergezelden
weeklaagden, ontstak Hij in toorn* en wond zich op. [34] ‘Waar
hebt u hem neergelegd?’ vroeg Hij. ‘Komt u maar kijken, Heer’, zeiden
ze. [35] Jezus
begon te huilen, [36] zodat de Joden zeiden: ‘Hij moet wel veel van
hem gehouden hebben!’ [37] Maar sommigen merkten op: ‘Had Hij dan niet
kunnen zorgen dat hij niet doodging? Hij heeft toch ook de ogen van de blinde
geopend?’
Lazarus weer tot leven gewekt
[38] Opnieuw in toorn ontstoken, ging Jezus naar
het graf. Het was een grot, die met een steen was afgesloten. [39]‘Neem die
steen weg’, beval Hij. Marta, de zuster van de gestorvene, zei: ‘Maar Heer, de
stank! Hij ligt er al vier dagen!’ [40] Jezus
antwoordde: ‘Heb* Ik je
niet gezegd dat je de heerlijkheid van God zult zien als je maar
gelooft?’ [41]Toen nam
men de steen weg. Jezus sloeg de ogen op en bad: ‘Vader, Ik dank U dat U Mij
aanhoord hebt. [42] Voor Mij stond het vast dat U Mij altijd
aanhoort, maar Ik spreek zo met het oog op al die mensen hier, opdat ze mogen
geloven dat U Mij gezonden hebt.’ [43] Na
dit gebed riep Hij met luide stem: ‘Lazarus, kom naar buiten!’ [44] En* de
dode kwam naar buiten, zijn voeten en handen gebonden met zwachtels en zijn
gezicht in een doek gewikkeld. ‘Maak hem los,’ beval Jezus, ‘en laat hem gaan.’
Complot tegen Jezus
[45] Van de Joden die naar Maria toe waren gegaan
en gezien hadden wat Hij gedaan had, gingen velen in Hem geloven.
Suggesties
voor schriftlezingen
Dag van de Heer, Weg ten
Leven
1.
Js 2, 11-17: Een dag van de Heer
2.
Apk 1, 9-18: Ik raakte in
geestvervoering op de dag van de Heer
3.
Joh 11, 1-45: Dag van de Heer, Weg ten
Leven.
INLEIDENDE
NOTITIES
Wat
ik in de tekst gelezen heb.
Jezus verneemt dat Lazarus, broer van Maria en Marta
ziek is en dreigt te sterven. Hij gaat niet meteen naar Betanië, maar wacht
twee dagen, in de wetenschap dat Lazarus inmiddels overleden is. Als hij in
Betanië aankomt ligt Lazarus al vier dagen in het graf. Het valt me op dat
Martha hem meteen tegemoet komt, erop vertrouwt dat Lazarus zal opstaan, omdat
zij gelooft dat Jezus de opstanding en het leven is. Maria blijft in eerste
instantie thuis en reageert veel emotioneler op de dood van Lazarus. Jezus laat
zich raken door haar verdriet en gaat vervolgens naar het graf, waar hij na een
gebed tot de Vader Lazarus uit de dood opwekt. Kan de opwekking van Lazarus
gezien worden als een voorafbeelding van de verrijzenis van Jezus? Ik zie toch
grote verschillen: het komt me voor dat Lazarus eerder uit de dood wordt
teruggehaald, dan dat hij door de nauwe poort van de dood heengaat, het eeuwige
leven tegemoet. De opwekking van Lazarus wordt niet zozeer vermeld als
demonstratie van de wondermacht van Jezus. maar om ons duidelijk te maken dat
Jezus’ optreden zijn betekenis geheel ontleent aan het gezonden zijn door de
Vader, om degenen die in hem geloven te laten delen in zijn leven, sterven, en
verrijzen. In dit licht begrijp ik dan ook de opmerking van Jezus in vers 9 dat
men, zolang het dag is, zijn weg kan gaan zonder te struikelen, omdat men het
licht van de wereld ziet. Is Jezus immers niet het Licht van de wereld, dat ons
naar het eeuwige leven leidt, op de immer durende dag van
de Heer?
Wat
de tekst bij mij oproept.
Ik herinner mij dat ik een aantal jaren geleden in het
Bijbels Openluchtmuseum getuige was van de opwekking van Lazarus, zoals die
uitgebeeld werd door acteurs, als voorproefje van de Passiespelen, die dat jaar
in Tegelen zouden plaatsvinden. Ik was zeer geroerd, het raakte aan wat ik meer
dan twintig jaar geleden zelf heb doorgemaakt tijdens de heftigste crisis in
mijn leven, toen ik intensief betrokken was bij het sterfbed van mijn moeder
tussen Hemelvaartsdag en Pinksterzaterdag, en na haar overlijden met Pinksteren
mijn eigen ‘opstandingservaring’ had. De opwekking van Lazarus betekent voor
mij dan ook meer dan een voorproefje van de verrijzenis van Jezus. Het doet me
beseffen dat Jezus door de dood is heengegaan en verrezen omwille van óns,
gelovige mensenkinderen waar God van houdt, opdat wij er zélf deel aan zullen
hebben.
Dag van de Heer, Weg ten
Leven.
Tijdens zijn verblijf bij de plaats aan de overkant van
de Jordaan waar Johannes gedoopt had, verneemt Jezus dat Lazarus, broer van
Maria en Marta ziek is en dreigt te sterven. Hij gaat niet meteen naar Betanië,
maar wacht twee dagen, in de wetenschap dat Lazarus inmiddels overleden is. Als
hij in Betanië aankomt ligt Lazarus al vier dagen in het graf. Het valt me op
dat Martha hem meteen tegemoet komt, erop vertrouwt dat Lazarus zal opstaan,
omdat zij gelooft dat Jezus de opstanding en het leven is. Martha staat voor de
actieve levenshouding, is praktisch, taakgericht. Maria blijft in eerste instantie thuis en
reageert veel emotioneler op de dood van Lazarus. Zij is contemplatiever, meer
ingesteld op relaties. Jezus laat zich raken door het verdriet van Maria en
gaat vervolgens naar het graf, waar hij na een gebed tot zijn Vader Lazarus uit
de dood opwekt. De opwekking van Lazarus kan gezien worden als een
voorafbeelding van de verrijzenis van Jezus, maar ik zie ook grote verschillen.
Het komt me voor dat Lazarus eerder uit de dood wordt teruggehaald, dan dat hij
door de nauwe poort van de dood heengaat, het eeuwige leven binnengaat. Op de
eerste plaats wordt Lazarus pas na vier dagen uit de dood opgewerkt, terwijl de
verrijzenis van Jezus op de derde dag plaatsvindt. Vier symboliseert het
aardse, drie het hemelse. Als Lazarus naar buiten komt, zijn zijn voeten en
handen gebonden met zwachtels en zijn gezicht in een doek gewikkeld. Het
lichaam van Jezus bevindt zich daarentegen niet meer in het graf, de doek die zijn
hoofd had bedekt ligt niet bij de andere doeken, maar is opgerold, en ligt
helemaal apart. Bij Lazarus zie ik de gebondenheid aan het aardse die er nog
is; bij Jezus spreekt het lege graf juist van een bevrijding van het aardse.
De opwekking van Lazarus wordt niet zozeer vermeld als
demonstratie van de wondermacht van Jezus, maar wil ons duidelijk maken dat het
optreden van Jezus zijn betekenis geheel ontleent aan het gezonden zijn door de
Vader, om degenen die in hem geloven te laten delen in zijn leven, sterven, en
verrijzen. In dit licht begrijp ik dan ook de opmerking van Jezus in vers 9 dat
men, zolang het dag is, zijn weg kan gaan zonder te struikelen, omdat men het
licht van de wereld ziet. De tijd tussen het opgaan en ondergaan van de zon is
die van Jezus aanwezigheid bij zijn volgelingen. Hier is de wil van de Vader
bepalend, niet de menselijke omstandigheden. Bij de genezing van een
blindgeborene (Joh. 9, 4-5) zegt Jezus dat we de daden van de Vader moeten
verrichten zolang het dag is, want ’s nachts kan men niet werken. Het is Jezus
zélf die het Licht van de wereld is. Hij is de zon die over ons is opgegaan.
Vervuld van zijn Geest, worden wij opnieuw geboren. Hij is de Bron, en wij
worden de dragers van het Levende Water. Met de geboorte en verrijzenis van
Jezus Christus 2000 jaar geleden, begint de Dag van de Heer. Ik stel me zo voor
dat we in Hem ontwaakten, toen het zes uur in de ochtend was. Nu is het acht
uur, en kunnen wij in navolging van Christus de werken Gods gaan verrichten.
Hij leidt ons door de tijd heen, en doet ons na een werkzaam en vruchtbaar
leven het eeuwige leven binnengaan.
Ik herinner mij dat ik een aantal jaren geleden in het
Bijbels Openluchtmuseum getuige was van de opwekking van Lazarus, zoals die
uitgebeeld werd door acteurs, als voorproefje van de Passiespelen, die dat jaar
in Tegelen zouden plaatsvinden. Ik was zeer geroerd, het raakte aan wat ik meer
dan twintig jaar geleden zelf heb doorgemaakt tijdens de heftigste crisis in
mijn leven, toen ik intensief betrokken was bij het sterfbed van mijn moeder
tussen Hemelvaartsdag en Pinksterzaterdag, en na haar overlijden met Pinksteren
mijn eigen ‘opstandingservaring’ had. Ik moet ook denken aan een Paaswake die
ik met vrienden bijwoonde in het klooster van de Clarissen in Megen, waarin de
Passionist Herman Andriessen voorging. De viering begon vier uur ’s morgens en
eindigde om zes uur, bij het opgaan van de zon. Daarna gingen we wandelen langs
de Maas. Het was voor ons een zeer bijzondere beleving van de opstanding van
Jezus Christus.
De opwekking van Lazarus
betekent voor mij dan ook meer dan een voorproefje van de verrijzenis van
Jezus. Het doet me in dankbaarheid beseffen dat Jezus door de dood is
heengegaan en verrezen omwille van óns, opdat wij er zelf aan deel aan hebben.
GEBED
Jij die ons door de tijd
heen leidt, dat wij in jouw Geest de werken Gods mogen verrichten, dat wij
mogen delen in Zijn eeuwige leven.