zaterdag 29 oktober 2016

Overweging bij Allerzielen






LUCAS 20, 27 - 38

Vraag over de opstanding

[27] Nu kwamen er enkele sadduceeën* bij Hem met een vraag. Zij bestrijden dat er een opstanding is. [28]‘Meester,’ zeiden ze, ‘Mozes heeft ons dit voorgeschreven: als een getrouwd man sterft zonder dat hij kinderen heeft, moet zijn broer trouwen met die vrouw en nakomelingen verwekken voor zijn broer. [29] Nu waren er eens zeven broers. De eerste trouwde met een vrouw en stierf kinderloos. [30] Ook de tweede [31] en de derde trouwden met haar, en zo alle zeven, maar ze stierven allen zonder kinderen na te laten. [32] Nadien stierf ook de vrouw. [33] Wiens vrouw zal zij nu zijn bij de opstanding? Ze hebben haar toch alle zeven als vrouw gehad.’ [34] Jezus zei tegen hen: ‘De kinderen van deze wereld huwen en worden uitgehuwelijkt, [35] maar zij die waardig zijn bevonden om deel te krijgen aan de andere wereld en aan de opstanding uit de doden, huwen niet en worden niet uitgehuwelijkt. [36] Zij kunnen immers niet meer sterven, want ze zijn aan engelen gelijk, en als kinderen van de opstanding zijn het kinderen van God. [37] Dat de doden worden opgewekt, heeft Mozes zelf te verstaan gegeven in het verhaal van de doornstruik, waarin hij de Heer aanduidt als de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob. [38] Hij is geen God van doden maar van levenden, want voor Hem leven ze allemaal.


Suggesties voor schriftlezingen

Eeuwig leven
1 Jes 55, 1-3: Het eeuwig verbond
2 Gal 6, 6-10: Eeuwig leven oogsten
3 Lc 20, 27-38: Eeuwig leven

INLEIDENDE NOTITIES

Wat ik in de tekst gelezen heb.

Bij het lezen van deze tekst vraag ik me af met welke bedoeling de sadduceeën het vraagstuk van de zeven kinderloze huwelijken aan Jezus voorleggen. Zij houden zich alleen aan de schriftelijke wet, de vijf boeken van Mozes, en interpreteren deze veelal letterlijk. Dat ze niet in de opstanding geloven, zou dat komen omdat ze deze ook letterlijk opvatten? Dat iemand die opstaat terugkeert uit de dood? Het antwoord van Jezus doet me denken aan zijn nachtelijke gesprek met de farizeeër Nicodemus (Joh. 3), die maar niet kan begrijpen dat alleen degene die opnieuw geboren wordt, uit de Geest, het koninkrijk van God binnen kan gaan, en het eeuwige leven bezit. Kennelijk is eeuwig leven iets heel anders dan onsterfelijkheid. Zou het kunnen dat wij door de nauwe poort van de dood heen moeten gaan, samen met Jezus moeten lijden en sterven, om ook deel te krijgen aan zijn verrijzenis, en zo aan het eeuwige leven als kind van God?

Wat de tekst bij mij oproept.

Ik vraag me af of de sadduceeën op deze wijze niet hun angst voor de dood verhullen. Kennelijk moet je nageslacht verwekken om voort te leven. In ons persoonlijke leven herkennen we maar al te goed de kommer en kwel van mislukte relaties, van vruchteloze pogingen om zinvolle verbintenissen aan te gaan, van strijd om de kinderen als huwelijken in een scheiding eindigen. Zouden al deze wederwaardigheden ook kunnen worden aanvaard en aangegaan als een zevenvoudig louteringsproces, waarin we worden gezuiverd van onze zelfbetrokkenheid, onze neiging om elkaar, onze kinderen, te zien als verlengstuk van onszelf, waar we onze verwachtingen, ons ideaalbeeld op projecteren? Als de spiegel van ons zelfbeeld, ons ideaalbeeld aan gruzelementen wordt geslagen, durven we dan in de diepe, donkere afgrond te kijken waaraan we in ons zelfverlies worden blootgesteld? Durven wij ons in onze bestaansnood toe te vertrouwen aan de Mensenzoon die ons is voorgegaan, en nog steeds voorgaat in de weg van liefde en lijden, door de dood heen, naar het eeuwige leven, waarin ons diepste Godsverlangen volledig tot vervulling gebracht wordt? Het is daarom dat dit evangelie gevoelens van vreugde bij mij oproept, omdat ik uit eigen ervaring weet dat het Goddelijk Geheim weliswaar niet doorgrond kan worden, maar wel beleefd kan worden, soms even.



OVERWEGING

LUCAS 20, 27 – 38; EEUWIG LEVEN.

Waarom leggen de sadduceeën het vraagstuk van de zeven kinderloze huwelijken aan Jezus voor? Zij houden zich alleen aan de schriftelijke wet, de vijf boeken van Mozes, en interpreteren deze veelal letterlijk. Dat ze niet in de opstanding geloven, zou dat komen omdat ze deze ook letterlijk opvatten? Dat iemand die opstaat terugkeert uit de dood? Maar is dit wel wat Jezus bedoelt als hij zegt dat degenen die deel krijgen aan de opstanding uit de doden niet meer sterven, niet meer huwen (omdat het krijgen van nakomelingen niet een voorwaarde is voor hun voortbestaan?) Zijn antwoord doet denken aan zijn nachtelijke gesprek met de farizeeër Nicodemus (Joh. 3), die niet begrijpt dat alleen degene die opnieuw geboren wordt, uit de Geest, het koninkrijk van God binnen kan gaan, en het eeuwige leven bezit. Kennelijk is eeuwig leven iets heel anders dan onsterfelijkheid. We gaan mét Jezus door de nauwe poort van de dood heen, om door te breken, teruggeboren te worden, in wat Eckhart de Godheid noemt, de geestelijke ruimte in het diepste van de ziel, waar God, mens en schepping eeuwig één zijn. Onze voortplantingsdrang komt voort uit het behoud van de menselijke soort. Ook zelfbehoud is een belangrijke drijfveer. Hoe zou het zijn om bevrijd te zijn van deze angst, deze strijd om het bestaan, als kinderen van de opstanding, als kinderen van God? Wat zou Jezus bedoelen met “waardig bevonden worden” om deel te krijgen aan de andere wereld en de opstanding uit de doden … ?

Het vraagstuk van de kinderloze huwelijken lijkt een onschuldig puzzeltje. Keer op keer trouwen, zeven vruchteloze pogingen om nageslacht te verwekken … Ik vraag me af of de sadduceeërs niet verhullen, wat hun angst is, namelijk dat biologisch gezien het leven eindig is. Wat is dan nog de zin van ons bestaan? In ons persoonlijke leven herkennen we maar al te goed de kommer en kwel van mislukte relaties, van vruchteloze pogingen om zinvolle verbintenissen aan te gaan, van strijd om de kinderen bij echtscheiding. Is dit hoe God het leven bedoeld heeft? Of kunnen deze wederwaardigheden ook worden aanvaard en aangegaan als een zevenvoudige loutering, waarin we worden gezuiverd van onze zelfbetrokkenheid, onze neiging om elkaar, onze kinderen, te zien als verlengstuk van onszelf, waar we onze verwachtingen, ons ideaalbeeld op projecteren? Als de spiegel van ons zelf- en ideaalbeeld aan gruzelementen wordt geslagen, durven we dan in de diepe, donkere afgrond te kijken waaraan we in ons zelfverlies worden blootgesteld? Durven wij ons in onze bestaansnood toe te vertrouwen aan de Mensenzoon die ons is voorgegaan, en nog steeds voorgaat in de weg van liefde en lijden, door de dood heen, naar het eeuwige leven, waarin ons diepste Godsverlangen volledig tot vervulling gebracht wordt?
Dit evangelie roept gevoelens van vreugde bij mij op, omdat ik besef dat het Goddelijk Geheim waar mystici woorden en beelden proberen voor te vinden weliswaar niet doorgrond kan worden, maar wel ten volle worden beleefd, nu al. We hoeven niet perfect te zijn om ‘waardig bevonden te worden’ deel te hebben aan de opstanding, als kinderen van God. Godzijdank.

GEBED

Goede God, dat we, als liefde geven en ontvangen samenvallen, voor eeuwig met zijn allen gelukkig mogen zijn.