zaterdag 20 januari 2024

 


MARCUS 1, 14-20

14 Maar nadat Johannes overgeleverd was, kwam Jezus in Galilea de goede boodschap van God verkondigen 15 en zei: ‘De tijd is rijp en het koninkrijk van God is ophanden. Bekeer u! Heb geloof in de goede boodschap.’

Roeping van enkele vissers

16 Toen Hij eens langs het Meer van Galilea liep, zag Hij Simon en Simons broer Andreas op het meer hun netten uitgooien; want het waren vissers. 17 Jezus sprak hen aan: ‘Kom achter Mij aan, en Ik zal jullie tot vissers van mensen maken.’ 18 En meteen lieten ze de netten achter en volgden Hem. 19 Een eindje verder zag Hij Jakobus van Zebedeüs en zijn broer Johannes; ze waren in hun boot de netten aan het klaren. 20 Meteen riep Hij hen; en ze lieten hun vader Zebedeüs met zijn arbeiders in de boot achter en gingen achter Hem aan.

 

Suggesties voor schriftlezingen

 

INLEIDENDE NOTITIES

Ex 3: 7-15: Ik zal er zijn, is Mijn Naam

Hnd 13: 29-33: Mijn Zoon ben jij, Ik heb je vandaag verwekt

Mc 1: 14-20: Wezer woont in mij en heeft mij lief, dus ik ben!

 

Wat ik in de tekst gelezen heb.

Wat mij in het eerste hoofdstuk van het Marcus evangelie opvalt is de directheid en de onmiddellijkheid in de gebeurtenissen en het optreden van Jezus. Dat geldt voor de doop van Jezus in de Jordaan, de beproeving van Jezus in de woestijn, en in deze perikoop de roeping van de eerste leerlingen. Ik neig ertoe de roeping van de eerste leerlingen te zien als het onmiddellijke gevolg van Jezus’ roeping bij zijn doop in de Jordaan. Het neerdalen van de Heilige Geest is een onmiddellijke Godservaring: de Vader spreekt door de Geest de Zoon persoonlijk aan, en bevestigt Hem in zijn diepste identiteit: “Jij bent mijn geliefde Zoon, in Jou vind Ik vreugde.

Als Jezus na zijn beproeving in de woestijn oproept tot bekering, zegt hij dat het koninkrijk van God nabij is. Als ik het goed begrijp betekent dit dat het koninkrijk Gods ons nabij is in de persoon van Jezus Christus, die ons door Zijn aanspraak direct in contact brengt met God de Vader. Als Jezus de eerste leerlingen roept, zijn zij zeer ontvankelijk: zij gaan direct in op Jezus’ aanspraak, zonder enig voorbehoud. Wat hierbij mogelijk een rol speelt, is dat Jezus mystagogisch te werk gaat: Jezus spreekt hen aan als visser, terwijl zij aan het vissen zijn. Hij sluit aan bij hun werkelijkheid. Van de andere kant worden zij ontrukt aan hun dagelijkse werkelijkheid: zij laten de gemeenschap waar zij deel van uitmaken achter zich, en hun beroep krijgt een verstrekkende betekenis: zij zullen vissers van mensen worden.

 

Wat de tekst bij mij oproept.

De betekenis van dit evangelie is voor mij persoonlijk gelegen in het proces van bekering wat ik heb doorgemaakt en mijn roeping op Pinksterzondag 1996, de dag na het overlijden van mijn moeder. Mijn bekering en roeping hebben een cruciale rol gespeeld bij de voltooiing van het proces van persoonswording dat ik heb ondergaan. Ik was bezig met een jarenlange zoektocht naar mijn identiteit, onder andere door astrologisch georiënteerd zelfonderzoek. In dit proces raakte ik verwikkeld in de ene na de andere crisis, en viel ik steeds weer terug in oude patronen van het zoeken naar zelfbevestiging. Godzijdank werd deze hele mentale constructie van de wereld en van mezelf opengebroken, en werd ik bevrijd door de persoonlijke aanspraak van God. Ik ontving een kostbaar geschenk, mijn diepste identiteit als geliefd kind van God. De belangrijkste les die ik heb geleerd, is deze. De filosofische bewering, ik denk dus ik ben (en ik ben wat ik denk dat ik ben) klopt niet. Het is eerder: God, die mij geschapen heeft naar Zijn beeld en gelijkenis, woont in mij en heeft mij lief, dus ik ben!

 




OVERWEGING MARCUS 1, 14-20:

WEZER WOONT IN MIJ EN HEEFT MIJ LIEF, DUS IK BEN!

Wat mij bij het Marcus evangelie opvalt is de directheid en de onmiddellijkheid bij de doop van Jezus in de Jordaan, zijn beproeving in de woestijn, en in deze perikoop de roeping van de eerste leerlingen. De roeping van de eerste leerlingen komt voort uit Jezus’ roeping bij zijn doop in de Jordaan. Het neerdalen van de Heilige Geest is een onmiddellijke Godservaring: de Vader spreekt door de Geest de Zoon persoonlijk aan, en bevestigt Hem in zijn diepste identiteit: “Jij bent mijn geliefde Zoon, in Jou vind Ik vreugde’’. Als Jezus oproept tot bekering, zegt hij dat het koninkrijk van God nabij is. Betekent dit dat het koninkrijk Gods ons nabij is in de persoon van Jezus Christus? Als Jezus de eerste leerlingen roept, zijn zij zeer ontvankelijk: zij gaan direct in op Jezus’ aanspraak. Jezus gaat mystagogisch te werk: hij spreekt hen aan als visser, terwijl zij aan het vissen zijn; hij sluit aan bij hun werkelijkheid. Van de andere kant worden zij ontrukt aan hun dagelijkse werkelijkheid: zij laten de gemeenschap waar zij deel van uitmaken achter zich, en hun beroep krijgt een verstrekkende betekenis: zij zullen vissers van mensen worden. De betekenis van dit evangelie is voor mij persoonlijk gelegen in de bekering die ik heb doorgemaakt, en mijn roeping op Pinksterzondag 1996, de dag na het overlijden van mijn moeder. Dit alles heeft een cruciale rol gespeeld bij mijn persoonswording. Ik heb jarenlang gezocht naar mijn identiteit o.a. door de studie van psychologie en astrologie. Ik raakte verwikkeld in de ene na de andere crisis, en viel steeds weer terug in oude patronen van het zoeken naar zelfbevestiging. Godzijdank werd deze mentale constructie van de wereld en van mezelf opengebroken, en werd ik bevrijd door de persoonlijke aanspraak van God. God schonk mij mijn diepste identiteit als geliefd kind van God. Ik ben tot het inzicht gekomen dat de filosofische bewering: ik denk dus ik ben, niet juist is. Nee, God, die mij geschapen heeft naar Zijn beeld en gelijkenis, woont in mij en heeft mij lief, dus ik ben! De mens zijn kan zijn ware identiteit nooit vinden in het proces van individualisering. Martin Buber zegt dat het ik van het grondwoord ik-het verschijnt als eigenwezen, doordat het zich tegen andere eigenwezens afzet. Het ik van het grondwoord ik-jij verschijnt als persoon, doordat hij met andere personen in betrekking treedt. Dit besef dringt steeds meer tot de politiek, bijvoorbeeld in de christendemocratische notie van het personalisme, dat de persoon deel heeft aan de gemeenschap, als tegenhanger van de neoliberale notie van individualisering, waarbij men zich van anderen probeert te onderscheiden, door zichzelf te profileren en te wedijveren met anderen. Hierbij moet wel gezegd worden dat de grondslag van deze verbondenheid is gelegen in de Godmenselijke gemeenschap, zoals Titus Brandsma in zijn geschriften telkens weer naar voren brengt. Het besef van verbondenheid met God en met elkaar is volgens hem “wel het schoonste, dat ter redding uit de huidige nood, kan worden gedacht”.

 

GEBED

Goede, genadige God, delf mijn gezicht op, maak mij mooi. Dat ik gevonden mag worden door jouw Zoon Jezus Christus, dat ik mezelf opnieuw mag verstaan, en leven bloot en onomwonden, aan niets en niemand meer ten prooi. Delf mijn gezicht op, maak mij mooi. Amen.